Drie

Sean O’Malley zat helemaal achter in The Harp and Hound, de bar van Sterke Dugan Ogue, het beroemde eigengebrouwen donkere bier te drinken en de New Yorkse kranten die voor hem lagen door te werken. Hij had de ellenlange hoofdartikelen van de Sun en de Herald al uit, evenals verschillende extra-edities die hij op weg hierheen bij de krantenjongen had gekocht. Het had weinig zin de andere kranten – de ouderwetse Journal of Commerce, de Courier and Enquirer en de Express – door te nemen, al zou hij wel een blik op de Tribune kunnen werpen. De kranten hadden zich tijdens de Mexicaanse Oorlog allemaal verenigd en hadden nu het monopolie op de meest actuele informatie. Ze noemden zich de Associated Press en hadden in elke stad verslaggevers met toegang tot de telegraafdienst en ontvingen dagelijks, soms zelfs elk uur, verslagen waaruit ze het nieuws voor de krant van de volgende dag samenstelden. Dat zorgde voor spannende lectuur, hoewel er veel herhaald werd in de verschillende kranten. De nieuwe telegraaflijnen verbonden New York met Boston, de landelijke hoofdstad, en met Albany, en er werd al gesproken over een lijn overzee naar Engeland.

Sean werd nog bijna elke ochtend wakker met het duizelige gevoel dat hij in de verre toekomst verdwaald was, in een snel, modern leven dat minstens een eeuw verwijderd was van de lemen hutten, de aardappelvelden en de strijd in de binnenlanden van Ierland. Bijna elk vrij stukje muur langs de straten werd volgeplakt met levensgrote advertenties voor alles – van Man-Van-De-Wereld Haarverf en Echte Leverpillen tot Beroemde Handlezende Zigeuners en Circus Attracties uit de Hele Wereld – en dat maakte zijn gevoel van vervreemding nog groter.

Bars, oesterrestaurants, trekharmonica’s, musea, alles en iedereen probeerde zijn naam ergens te laten verschijnen. Op muren, schuttingen, rijtuigen en sandwichborden… Aanplakkers deden na middernacht de ronde met borstels en emmers plaksel, bedekten de papieren van gisteren met die van vandaag, kwakten nieuwe aankondigingen over die van hun rivalen, die nog maar enkele minuten oud waren, zodat de omgeving elke dag enigszins veranderde en je niet meer kon zien langs welke straathoek je gisteren gekomen was.

Mannen met sandwichborden wandelden de straten op en neer en op elke hoek werd je een kaartje in handen gestopt met reclame voor Sean wist niet wat allemaal – van hoestsiroop tot prostitutie. Bovendien, alsof dit allemaal niet meer dan genoeg was voor een eenvoudig mens, leek de hele stad versierd met vlaggen en linten om de laatste politieke bijeenkomst aan te wijzen, zodat straatnaambordjes vaak onvindbaar waren. Hij was tijdens zijn eerste maand hier zo vaak verdwaald – ondanks de kaarten en reisgidsen die hij gekregen had – dat hij dit hele gebied te voet had leren kennen. Zelfs de weg vragen was problematisch, omdat zo veel mensen buitenlanders waren, met een zwaar accent en een heleboel gebaren die hem niets verder hielpen. Als hij al Amerikanen tegenkwam, spraken ze zo snel en zo afgebeten dat hij de grootste moeite had het bij te houden. Hun spraak was nasaler en minder lyrisch dan het Iers waaraan hij gewend was, hoewel ze ook een kleurig idioom hadden dat op zijn lachspieren werkte nu hij het begon te begrijpen.

‘Kijk es aan, Sean – vers van de pers, zoals ze zeggen!’ Tara Ogue, Dugans hardwerkende echtgenote, legde de laatste editie van de Democratic Review op zijn tafel en zette er een verse pint bier naast. ‘Daar ben je wel even zoet mee, hè, jongen?’ Ze stak haar hand uit, plukte de bril van zijn neus en veegde de glazen zorgvuldig schoon met de zoom van haar schort. ‘Geen wonder dat je half blind bent,’ mopperde ze goedhartig, ‘als je probeert te lezen door zo’n smeerboel. Hier,’ – ze gaf de bril terug – ‘zo is het beter, hè?’

‘Aye, Tara; wat zou ik zonder jou moeten beginnen?’ Hij grinnikte, greep naar haar hand en kromp toen ineen van de pijn.

‘Het is die schouder weer,’ verkondigde zij en tuurde naar het betreffende lichaamsdeel. ‘Denk eraan wat de dokter zei, jongen, en schei uit met dat krom zitten! Draag je dat harnasgeval niet?’

Sean rekte zich voorzichtig uit en masseerde de verlamde arm. ‘Vergeten, Tara. Eerlijk waar.’

‘Nou, marcheer jij dan nu maar meteen de trap op naar je kamer en doe dat ding aan,’ beval ze. ‘Kun je niet veel makkelijker ademhalen sinds je dat hebt? En je bent ook niet half zo kortademig als eerst.’

‘Aye,’ stemde hij geestdriftig in. ‘En is dat geen mirakel? Ik ben bijna mijn hele leven zwak en hoesterig geweest, op de rand van de dood vaak… En hier loop ik Manhattan rond te struinen, gezond en wel, en nauwelijks mank, dankzij die speciale schoenen. Het leven is goed, Tara. Het leven is groots – er is altijd hoop. Als een man iets kan dromen, kan hij het hier bereiken. Ach, Tara, is Amerika niet wonderbaarlijk?’

‘Ach, schiet op, jij.’ Ze gaf hem een vriendelijke pets om de oren. ‘Met die fluwelen tong van jou is zeker niks mis, maar of je die nou van God of van de duivel gekregen hebt, dat weet ik nog zo net niet!’

‘Tara!’ riep Sean vol gespeelde verontwaardiging uit. ‘Hoe kun je dat nou zeggen? Het is het werk van de Heer dat ik hier doe, en dat weet jij net zo goed als ieder ander.’

‘Veel zul je niet doen als je weer ziek wordt,’ bracht ze hem in herinnering.

‘Eerst even die kranten uitlezen, en ik beloof dat ik dan regelrecht naar boven ga om dat harnas aan te trekken.’

‘Denk erom dat je dat doet,’ vermaande ze hem en liet haar handdoek in zijn richting knallen voordat ze zich bij haar echtgenoot voegde, vooraan in de zaak.

Sean keek toe terwijl Dugan een arm om het middel van zijn vrouw sloeg en haar naar zich toe trok voor een zoen, die zij speels probeerde af te weren; hij bedacht weer wat een geluk het was dat hij hier terechtgekomen was, waar de levenswijsheid van Sterke Dugan en de moederlijke aandacht van Tara bij het verblijf inbegrepen waren. Zij waren degenen die de Duitse arts hadden gevonden, en die geregeld hadden dat de aangepaste schoen en de schouderband gemaakt werden zodat Sean zich meer als een man dan als een invalide door de stad kon bewegen. Hij had zoveel aan hen te danken; nu hief hij zijn glas naar hen op en wierp hun een kushand toe, wat hen aan het lachen maakte.

‘Aan het werk, boyo!’ Dugans zware stem galmde door de ruimte; de oude drinkers draaiden hun hoofd in zijn richting en glimlachten trots vanwege de jonge Ier die zo hard voor de goede zaak werkte.

Sean lachte en richtte met alle plezier zijn aandacht weer op de krant voor zich. De Democratic Review werd uitgegeven door John O’Sullivan, een van de vele nieuwe vrienden die hij in New York gemaakt had. John had hem voorgesteld aan Evert Duyckinck, die het blad financieel ondersteunde en als mentor fungeerde voor een groep jonge zakenlieden die geld wilden verdienen en een echt Amerikaanse cultuur wilden creëren, die niet onderdanig was en eenvoudigweg Europa imiteerde. Ze stonden bekend als de Jonge Amerikanen en stonden lijnrecht tegenover de oude garde, een groep welvarende heren – voornamelijk Whigs* en Engels gezind – die vaker uit dan thuis dineerden en zich vermaakten met het schrijven van lichtelijk ironische essays voor het Knickerbocker Magazine, op dit moment het invloedrijkste literaire tijdschrift in Amerika – tot afgrijzen van Sean. Trouwens, alles aan de Knickerbockers* stond hem tegen; het waren bevoorrechte snobs, te bekrompen om een nieuwe cultuur van politiek idealisme en literair radicalisme te aanvaarden.

De Jonge Amerikanen echter zetten hun geld en hart op het steunen van de uitbreiding van de westerse cultuur en de Europese revolutie, wat Sean zowel opwindend als inspirerend vond. Zij gaven Arcturus uit, een blad dat Amerikaanse literatuur en essays aanmoedigde, en ze hadden een vereniging voor auteursrechten gevormd om de Knickerbockers te dwingen te betalen voor de Europese schrijfsels die ze zo lukraak plunderden. O’Sullivan en Duyckinck hadden bovendien een bondgenoot gevonden in de uitgever George Putham, en Duyckinck was algemeen redacteur van de Library of American Books. Zij hadden zojuist de Literary World gelanceerd, een tijdschrift waaraan Sean meewerkte, al had hij nog niet de ‘authentieke Amerikaanse stem’ ontwikkeld, zoals de anderen het noemden.

Zijn Ierse stem was sterk genoeg en welkom in de Democratic Review; de aflevering die hij nu in handen had, bevatte een artikel dat hij geschreven had over het falen van de Britse regering in Ierland en de schadelijke invloed van die cultuur op een nieuw Amerika. Het was niet helemaal oorspronkelijk – hij had zich laten bijsturen door O’Sullivan – maar het was een begin om zijn eigen zaak wat breder bekend te maken.

De Jonge Amerikanen hadden hem op de dag van zijn aankomst onder hun hoede genomen en hij had O’Sullivan maar al te graag toegestaan zijn dagen te vullen met spreekbeurten, bijeenkomsten, etentjes en werk voor het tijdschrift. Zij kwamen er eerlijk voor uit dat ze hem gebruikten om hun eigen politieke doelen te bereiken; hij kwam er eerlijk voor uit dat zij alleen nuttig voor hem waren als zij bankwissels uitschreven voor geweren, ammunitie, voedsel en kleding – alles moest naar Dublin verscheept worden op speciaal hiervoor afgehuurde pakketboten. Zij respecteerden hem omdat hij bij de Jonge Ieren hoorde en in de fysieke wereld streed, terwijl zijzelf nooit anders dan met woorden gestreden hadden.

Soms drong het tot hem door dat hij zo volledig meegesleept werd dat hij niet meer wist waar Jong Ierland ophield en Jong Amerika begon. Hij begon te beseffen dat zijn hoofd vooral op hol gebracht werd door het enthousiasme van de democratie en de vooruitgang die door dit enthousiasme gevoed werd, een enthousiasme dat hij niet kon vertalen – hoezeer hij ook zijn best deed– naar het uitgeputte, van honger stervende Ierland.

Zijn aandacht richtte zich meer en meer op de Amerikaanse politiek, merkte hij. Volgende maand zou in New York de eerste verkiezing onder de nieuwe grondwet plaatsvinden. De Whigs zagen die verkiezing met vertrouwen tegemoet en pochten dat zij iedere tak van lands- en stadsbestuur zouden overnemen. In de kring waarin Sean zich bewoog, werd ijverig gewerkt om hen bij elke stap oppositie te bieden, en de debatten prikkelden en ontroerden hem. Hij ontmoette overal vooraanstaande, intelligente mensen – mensen als O’Sullivan, Putnam en Duyckinck, Jay Livingston en zijn zus Florence – die allen verkeerden in de grotere wereld van ideeën, die grootse dromen over vooruitgang en toekomst droomden. Zij namen hem zo gretig op in die ideeën en dromen, dat hij soms vergat dat zijn leven hier slechts tijdelijk was, dat hij op een dag zou terugkeren naar Ierland.

Steeds vaker vroeg hij zich af wat er nu wérkelijk gebeurde in Ierland. De communicatie was mondjesmaat en onbetrouwbaar, en hoewel hij geld inzamelde en twee kleine schepen met voorraden had gestuurd, wist hij niet hoe het daarmee afgelopen was. William Smith O’Brien en John Mitchell waren beide gevangengezet, hoewel het gerucht ging dat William weer vrijgelaten was, en het laatste verslag uit Londen meldde dat kapitein Evans terechtgesteld zou worden wegens landverraad. Wat hem echter het meest dwarszat, was het verhaal dat Morgan tijdens een inval gevangengenomen was. Daarna had hij niets meer van zijn beste vriend gehoord en geen van de boten die dagelijks de stad binnenvoeren, had meer dan praatjes en geruchten te melden.

‘Ha, daar zit je dus, helemaal kromgebogen boven die kranten en met een gezicht als een onweersbui. Geeft niks als ik ga zitten, hè?’ De knappe jonge Ier trok een stoel bij zonder op antwoord te wachten.

‘Hoe gaat het met jou, Danny?’ Sean grijnsde naar zijn kleurrijke vriend, die straatarm was, maar altijd pronkte met een schoon overhemd en een zijden sjaal om zijn nek.

‘Nou, met mij gaat het prima, maar ik hoor dat onze juffrouw Osgoode thuis in bed ligt; is dat geen heerlijk onderwerp om eens flink over uit te wijden?’ Zijn ogen schitterden ondeugend.

‘Schaam je, Danny.’ Sean probeerde niet te glimlachen. ‘Dat is geen manier om over een hoogstaande christelijke vrouw als Marcy Osgoode te praten.’

‘Zeker niet met haar vader in de buurt, natuurlijk, maar hier onder vrienden kan een beetje mannenpraat toch geen kwaad?’ Hij lachte, pakte Seans glas en gooide de helft van het bier in één slok naar binnen. ‘Bedankt, boyo. Het is hier warm.’

‘Zo warm is het nou ook weer niet.’ Sean bracht zijn glas in veiligheid. ‘Wat doe jij hier, trouwens? Waarom ben je niet aan het werk, zoals een eerlijk burger betaamt?’

‘Ik ben mijn eigen baas, toch?’ Danny zette een hoge borst op. ‘Ik hou mijn eigen tijd bij, toch?’ Hij wierp een blik uit het raam. ‘Nou, en trouwens, het regent, dat is zeker, en niemand stopt om zijn laarzen te laten poetsen in dit hondenweer.’ Hij richtte zijn aandacht weer op Sean. ‘Kom jij vanavond naar de samenkomst, al is het zonder je lieve juffertje?’

Sean trok een lelijk gezicht. ‘Om je de waarheid te zeggen: ik was het vergeten, maar zeg dat niet tegen haar vader. Ik moet een groep dokwerkers toespreken vanavond – voornamelijk Ieren – om hen te herinneren aan hun plicht ten opzichte van het vaderland.’

‘Weet je, boyo, een heleboel mensen willen daar niet aan herinnerd worden,’ vertelde Danny hem. ‘De meesten willen gewoon door met hun leven, het beste ervan maken hier in het nieuwe land.’

‘Dat weet ik wel. Maar zij die er levend uitgekomen zijn, moeten vechten voor degenen die achterbleven. Als Ierland vrij is, willen zij ook kunnen zeggen dat ze hun deel gedaan hebben.’

‘Dat zullen ze toch wel zeggen; zo zijn Ieren wel.’ Danny grijnsde.

Sean schoot in de lach. ‘Dat is waar. Maar ik ga toch.’

‘Denk je echt dat we ooit winnen, Sean? De Engelsen terugdrijven en ons land weer opeisen?’

‘Ja,’ zei Sean met meer overtuiging dan hij voelde. ‘Maar niet zonder geweren en ammunitie, niet zonder voedsel en medicijnen.’

Danny knikte. ‘Misschien sla ik de bidstond zelf wel over en kom ik vanavond met jou mee.’

‘Mag je al die jonge vrouwen wel teleurstellen?’ plaagde Sean.

‘Aye, dat is waar, dat is waar,’ zuchtte Danny schijnbaar nederig. ‘Je weet dat ik mijn zusters dolgraag inspireer tot diepe devotie.’ Hij grijnsde ondeugend. ‘Maar ik voel gewoon dat ik het nodig heb om weer ’es onder de mannen te zijn – Ierse mannen. Ik ga tussen het publiek staan en luidkeels instemmen met alles wat je zegt, net of je me ompraat met je fijne redenatie. De broeders inspireren, voor de verandering. Trouwens,’ zei hij en dempte zijn stem, ‘die schurk van een Callahan zal wel komen opdagen, met zijn dienders. Denkt dat hij de enige Ier is die goed genoeg is om hier te wonen, probeert altijd de rest van ons eruit te werken.’

‘Dat is helemaal waar, helaas.’ Sean wreef over zijn arm. ‘Het zou in ons voordeel moeten werken, een Ier zo hoog bij de politie te hebben; dat zou je denken, hè?’

‘Niets ervan,’ zei Danny minachtend. ‘Net als de rentmeesters thuis is hij: Engels vanbinnen, maar Iers vanbuiten, en een bloedhekel aan iedereen die dat weet. Dat is duidelijk. Ik kom. Jij hebt een lijfwacht nodig, en ik ben je man. Krijg je daar lekker snel uit als er een knokpartij uitbreekt.’

‘Ha, jij bent een echte vriend, Danny Young. Als je nou rond zeven uur langskomt, dan gaan we van hieruit.’

‘Geregeld!’ Danny sprong op van zijn stoel en sloeg Sean op de schouder. ‘En daarna gaan we de ronde doen, toch?’

‘Wie trakteert er?’ vroeg Sean achterdochtig.

‘Jij, natuurlijk. Als dank voor mijn steun tijdens weer zo’n beroemde langdradige – ik bedoel: hartroerende – toespraak over Moeder Ierland!’ Hij knipoogde. ‘Tot zeven uur, boyo, en laat me niet wachten!’ Hij salueerde zwierig en baande zich een weg naar de voordeur, waarbij hij alle oude drinkers op de rug sloeg.

Sean keek hem na en bedacht opnieuw hoe leuk Grace Danny zou vinden – hij leek veel op Quinn Sheehan, bij hen thuis, en Quinn had Grace altijd aan het lachen kunnen krijgen. Grace... Zijn glimlach vervaagde. Hij hoopte maar dat William zijn brief had gekregen en Grace en Mary Kate te midden van alle chaos had kunnen vinden. Hij hoopte maar dat ze op dit moment al op het schip zaten en elke dag dichterbij kwamen.

Nu keek hij weer neer op de kranten die op de tafel uitgespreid lagen; er zat eigenlijk geen goed nieuws bij. Niet over Ierland. ‘Alstublieft, Vader,’ bad hij in stilte, ‘verlos hen en breng hen veilig hier. En als het niet te veel moeite is, Heer, zou U datzelfde dan ook nog voor McDonagh willen doen?’

Hij sloot even zijn ogen en ving een glimp op van Grace die met Morgan danste op de bruiloft van hun broer, een mensenleven geleden – de violist in de hoek, de buren dicht opeen gedrongen langs de muren, de glazen vol clandestien gestookte whisky en bowl, de kinderen die in en uit renden, de ketellappers die bij de ramen naar binnen leunden – en hij werd vervuld met een zo sterk verlangen dat hij ervan huiverde en naar zijn borst greep. Toen opende hij zijn ogen en keek door het vettige raam naar buiten, zoals hij duizend keer per dag deed; tegen beter weten in hoopte hij haar gezicht te zien. Maar hij zag alleen de donkere, onheilspellende winterhemel.

Afscheid van Ierland
Moore Afscheid van Ierland-voorwerk.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-1.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-2.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-3.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-4.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-5.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-6.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-7.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-8.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-9.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-10.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-11.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-12.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-13.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-14.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-15.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-16.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-17.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-18.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-19.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-20.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-21.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-22.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-23.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-24.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-25.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-26.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-27.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-28.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-29.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-30.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-31.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-32.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-33.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-34.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-35.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-36.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-37.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-38.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-39.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-40.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-41.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-42.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-43.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-44.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-45.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-46.xhtml